maandag 14 september 2015

Knowledge and skills



Uit ‘Leren binnen Social Work 2.0: Werkwijzer voor onze leeromgeving: SW Competentie no. 20': Mediagebruik: “De Social Worker gebruikt social media tools om in sociale netwerksites samen te werken en kennis te delen met andere professionals en werkt met social media in de hulp- en dienstverlening rekening houdend met de vraag, behoefte en mogelijkheden van de klant. De Social Worker verkent tevens nieuwe technologieën teneinde in zijn werk te integreren”.


Poehoeh, een hele mond vol. Ik realiseer mij dat ik hier nog een lange weg heb te gaan. Laten we eens kijken wat er nodig is om deze competentie te verwerven. Aan de hand van de beschreven kennis en vaardigheden reflecteer ik op mijn eigen vaardigheden en kennis. Here we go……



Vereiste vaardigheden en kennis



1. Goede schriftelijke taalvaardigheid

Het is belangrijk dat de hulpverlener over redelijk tot goede schriftelijke uitdrukkingsvaardigheden en (type)snelheid beschikt om zich online goed en professioneel uit te kunnen drukken. Typesnelheid is belangrijk in die zin dat als hij te langzaam typt, bv. bij het chatten, de dynamiek en interactie belemmert. (Limper&Schalken). Daarnaast is het mogelijk dat je met goede typesnelheid online meer mensen kunt helpen in dezelfde tijd. Mensen vinden taalfouten vervelend en wekt irritatie hetgeen de dynamiek weer verstoort. Het is overigens belangrijk dat de hulpverlener zich in de taalvaardigheid aansluit op het niveau van de cliënt. Wanneer iemand bijvoorbeeld de Nederlandse taal niet goed beheerst dan is het belangrijk dat jij je daar aan aanpast. Ehealth en social media maken de hulpverlening laagdrempeliger. Dat geldt ook voor clienten die minder taalvaardig zijn.

Reflectie:

Ik denk dat het met mijn taalvaardigheid wel goed zit. Dat blijkt wel onder meer uit de resultaten van vorig jaar m.b.t. het schrijven van allerlei opdrachten zoals een essay, reflectie-verslagen en de propedeuse-proef. In mijn taalvaardigheid zie ik geen leerdoel.



2. ICT-vaardigheden

Volgens Limper & Schalken (z.j.) heeft de hulpverlener ten minste basale kennis van en ervaring met computer en internet. Diepgaande ICT-kennis hoef je niet te hebben om online hulp te bieden. Belangrijk is vooral je niet bang bent voor het gebruik van de techniek en niet schrikt als er iets anders gebeurt dan verwacht. Kennis van de programma’s die online gebruikt worden is vanzelfsprekend.

Reflectie:

Ik voel me niet vertrouwd met ICT. Ik kan internetten, mailen, whatsappen etc. en heb in het verleden ook wel met verschillende documentatie informatiesystemen gewerkt. Maar laat me niet uitvogelen hoe het allemaal moet worden geïmplementeerd. Laat dat maar fijn aan de ICT’er over.

Ik vind dat ik onvoldoende Ict-vaardigheden bezit en misschien zorgt dat er ook voor dat ik een afwachtende houding aanneem in deze.

Leerdoel:

Om nu te zeggen dat ik mij in de ICT ga verdiepen, gaat te ver maar ik zal in de komende periode meer nieuwsgierigheid aan de dag leggen voor de techniek die achter de programma’s zit. Tenminste voor zover dat mogelijk is bij Gastenhof waar men nu pas start met een kick-of van het traject Social Media om te komen tot een professionele toepassing van social media in de zorg.



3. Kennis van mogelijkheden en beperkingen van online hulpverlening

De hulpverlener is op de hoogte van de mogelijkheden en beperkingen van online hulpverlening in het algemeen en de door de eigen organisatie gemaakte keuzes daaromtrent in het bijzonder.(Limper & Schalken, z.j.)

Een hulpverlener moet weten wat het verschil is tussen online en face-to-face hulpverlening. Ook belangrijk is te weten wat de clienten ervan vinden: vinden ze het prettig of juist lastig? Heel wezenlijk daarbij is dat je weet welke vormen van hulpverlening (app, serious game, internet) bij welke clienten op welke manier werken. Je moet kennis hebben van de werking van een platform. Hoe communiceer je in een community en welke zaken kun je wel via automatische feedback afdoen en welke niet. Voor welke zaken ben je niet nodig, voor welke onderdelen van de online hulp weer wel? Met betrekking tot het blended model zal de hulpverlener moeten weten hoe je online en face-to-face op een zodanige manier mixt dat optimale hupverlening plaatsvindt. 

Reflectie:

Hier kan ik heel duidelijk over zijn. Mijn kennis en vaardigheden op dit gebied zijn nihil. Ik heb echt geen idee welke online interventie ik voor welk probleem kan inzetten en ook het vinden van een juiste mix in de blended hulpverlening kan ik niet tot mijn vaardigheden rekenen. Ik denk dat je dit leert door te doen, fouten te maken en weer te doen. Interessant vind ik het wel.

Leerdoel

Ik zal in de komende stageperiode onderzoeken of ik een bijdrage kan leveren in het traject Social Media bij Gastenhof.



4. Neutrale of positieve grondhouding ten aanzien van online hulpverlening.

De hulpverlener stelt zich open op t.a.v. de mogelijkheden van internettoepassingen en de ontwikkelingen daarin. Als je als hulpverlener niet gelooft in de meerwaarde van de online interventie die je aanbiedt, slaat dat over op de client en zijn behandeling en is de kans op mislukking erg groot. En dit heeft weer invloed op het vertrouwen van de cliënt in de hulpverlener.

Reflectie:

De afgelopen weken ben ik in deze module intensief bezig geweest met social media. Ik heb er inmiddels veel over gelezen en heb mij daardoor al veel kennis eigen gemaakt. Let wel: kennis, geen vaardigheden! Door de opgedane kennis sta ik niet meer zo afwijzend tegenover ehealth en de inzet van social media in de hulpverlening als voor de start van deze module.

Leerdoel:

In de komdende OLP’s wil ik de ontwikkelingen omtrent social media en ehealth volgen via internet. Daar waar ik mogelijkheden zie voor Gastenhof zal ik leidinggevende c.q. medewerkers daarover informeren.



5. Online communicatievaardigheden. “De kortste weg naar misverstand is email” (Nijkamp & Milo, 2014)

De hulpverlener is zich bewust van de verschillen tussen online en face-to-face communicatie, is in staat structuur te bieden in een online ‘gesprek’ en kan op de juiste momenten de juiste gesprekstechnieken inzetten. Communicatie verloopt online anders dan face-to-face. Je ziet en hoort de ander niet. Dat heeft niet alleen gevolgen voor de hoeveelheid informatie die je van iemand krijgt maar ook voor de manier waarop een contact verloopt. Om misverstanden te voorkomen en effectief hulp te kunnen bieden zullen hulpverleners zich de online communicatie-vaardigheden eigen moeten maken. Zoals Drs. Michael Milo in de online masterclass zegt: “De kortste weg naar misverstand is email”.

In de hulpverlening is het belangrijk dat je elkaar ziet. Meer dan 70% bestaat uit non-verbale communicatie en daar haal je heel veel informatie uit. En net dat haal je weg. Daardoor vergroot je de kans op misverstanden en de kans dat je geen band opbouwt met de cliënt is veel groter. Om ruis en misverstanden te ondervangen zul je dus op een andere manier communiceren. Dat moet worden getraind. Een van de adviezen die Milo (Nijkamp & Milo, 2014) geeft is dat je in de online communicatie steeds alles checkt wat je denkt. Je ziet de ander niet met als gevolg dat je aannames maakt die misschien niet kloppen. Je kunt dan bijvoorbeeld de vraag stellen: “nu zegt u dit of dat, bedoelt u daarmee misschien dat u boos bent”? Een goede training verbetert niet alleen de communicatie maar zorgt er ook voor dat je je meer vertrouwd voelt met deze techniek. Een ander handig advies dat Milo geeft is het inzetten van smileys wanneer het contact via WhatsApp of sms verloopt. Dat versterkt de boodschap.

Reflectie:

Binnen onze opleiding wordt veel aandacht besteed aan communicatieve vaardigheden. In de trainingen heb ik mij deze vaardigheden al enigszins eigen gemaakt. De trainingen zijn echter alleen gericht op het face-to-face contact. Gezien de ontwikkelingen binnen ehealth en social media is het mijns inziens straks onvermijdelijk dat ook aandacht besteed wordt aan online communicatieve vaardigheden. Ik sta daar in ieder geval wel voor open.

Leerdoel:

Drs. Michael Milo (Nijkamp & Milo, 2014) geeft in zijn online masterclass diverse adviezen m.b.t. het online communiceren met cliënten. Wanneer de situatie zich voordoet ga ik deze adviezen gebruiken in mijn communicatie, die overigens ook in de privé-sfeer kunnen worden toegepast.



6. Invulling geven aan veranderende regie

De hulpverlener is in staat te bepalen welke mate van regie op welk moment nodig is en kan daar adequaat naar handelen.(Limper & Schalken, z.j.). De tijden zijn veranderd en het is niet meer zo dat de hulpverlener de expert is die wel even vertelt hoe er wat moet gebeuren om de cliënt beter te maken. De cliënt heeft veel meer regie over de hulp die hij krijgt en dat geldt voor de online hulpverlening nog meer. Daardoor ontstaat meer gelijkwaardigheid tussen cliënt en hulpverlener. De client wil meedenken over de kennis die je hebt, wat je doet in een behandeling, en welke mogelijkheden er zijn. Hij kan meekijken in het dossier meebeslissen over de behandeling, mag keuzes maken etc. Dat heeft tot gevolg dat je als hulpverlener moet kunnen herkennen op welke momenten een cliënt meer regie kan hebben en daarop weten te anticiperen. Het ene moment ben je leidend, het andere moment volgend. In de online hulpverlening ligt dat nog subtieler en gevoeliger en daar moet je als hulpverlener mee weten om te gaan. 

Reflectie:

Als beginnend professional heb ik mij in het afgelopen jaar vaardigheden eigen gemaakt in de omgang met clienten en ook in deze stage probeert ik de juiste mix te vinden in leiden en volgen van de cliënt. Maar ook hier enkel en alleen via het face-to-face contact. Aangezien er op dit moment en in de werksetting waar ik stage loop geen online hulpverlening plaatsvindt, kan ik mij de benodigde vaardigheden die daarvoor noodzakelijk zijn ook niet eigen maken.

Leerdoel:

In de korte tijd dat ik stage loop bij Gastenhof is mij tijdens gesprekken met begeleiders duidelijk geworden dat er na beëindiging van de behandeling, geen nazorg geleverd wordt door Gastenhof. Dat heeft bij mij het idee doen ontstaan (voor de opdracht) om op een of andere manier op een online manier toch een vorm van nazorg te monitoren. Zowel naar de ouders als naar de jongere toe. In de komende tijd zal ik dit idee verder gaan uitzoeken.



7. Omgaan met transparantie

De hulpverlener is zich ervan bewust dat hulpverlening via internet opener, zichtbaarder en toegankelijker is dan reguliere hulpverlening. Hij kan hier op een adequate manier mee omgaan en stelt zich open en leerbaar op. Online hulpverlening maakt het contact met derden transparanter. De hulpverlening is zichtbaar en blijft bewaard. Belangrijk hierin zijn de houdingsaspecten van de hulpverlener. (Limper & Schalken, z.j.). Bijvoorbeeld de inzage in het dossier. De hulpverlener zal zeggen dat hij het belangrijk vindt dat de cliënt inzage heeft in zijn dossier en mee kan denken. Toch blijkt dit in praktijk niet altijd gemakkelijk. Wanneer de hulpverlener in het dossier over zijn cliënt schrijft is hij vaak gewend om ook werkaantekeningen voor zichzelf te maken; overwegingen die hij voor zichzelf maakt, dingen die hij voor zichzelf belangrijk vindt om nog eens door te lezen of hoe hij ergens over denkt. Dingen waarvan hij vindt dat daar in het volgende contact aandacht voor moet zijn. Maar hoe ga je dat doen als je weet dat de cliënt ook meeleest? Hoe ga je twijfels en overwegingen van jezelf daarin opschrijven? Hulpverleners vinden het nu vaak nog eng als ze weten dat er meegelezen wordt. Je maakt nl. niet meer een aantekening voor jou zelf maar het houdt in dat elke aantekening een therapeutische interventie is. Het gevolg is dat de hulpverlener deze aantekeningen op een andere plek gaat zetten waar de cliënt die niet kan zien. Hulpverleners zullen getraind moeten worden om hier anders mee om te gaan

Reflectie:

Voor Gastenhof geldt dat ik nog geen inzage in dossiers mag hebben. Ouders hebben wel inzagerecht en kunnen dit online raadplegen. Bij vluchtelingenwerk hield ik een dossier bij van de clienten die ik onder mijn hoede had. Aangezien zij de Nederlandse taal niet beheersten, hebben zij ook nooit inzage gevraagd. Ik heb wel altijd goed nagedacht hoe ik bepaalde zaken formuleerde, uiteraard met respect naar de cliënt. Het kwam wel eens voor dat ik mij ergerde aan de houding of uitgavenpatroon van een cliënt waardoor hij financieel of anderszins in de problemen was gekomen. Maar daar heb ik in het dossier nooit uiting aan gegeven. Het klopt dat ik, zoals Milo (Nijkamp & Milo, 2014) wel vaker aantekeningen voor mijzelf heb gemaakt. Omdat deze aantekeningen mijn eigen gedachten en overwegingen weergaven, vond ik niet dat dat in het dossier thuishoorde.

Leerdoel:

Ik heb hier zeker nog veel in te leren. Wanneer ik inzage in de dossiers mag hebben en ik gemachtigd zal zijn om deze ook bij te houden, zal ik zoveel mogelijk nalaten om daarnaast privé aantekeningen te maken.



Tot slot

Lieve medebloggers. Ik val in herhaling maar ik blijf zeggen hoe belangrijk ik het vind dat we in de ontwikkeling van ehealth en social media in de hulpverlening toe moeten naar blended hulpverlening d.w.z. niet alleen online contact maar toegroeien naar een model waarin, passend bij de cliënt, bepaalde zaken online gebeuren en andere dingen face-to-face blijven.



Geraadpleegde literatuur:



Limper, M. & Schalken, F. (z.j.). 7 kenmerken competente online hulpverlener. Geraadpleegd op 12 september 2015, van http://www.e-hulp.nl/achtergrondinformatie/kenmerken-competente-online-hulpverlener/



Meulepas, K. & Jacobs, A. (2014). Leren binnen Social Work 2.0: Werkwijzer voor onze leeromgeving. Werkwijzer programmacommissie Social Work. Sittard: Hogeschool Zuyd.



Nijkamp, M. & Milo, M. (2014, 23 januari). E-mental Health [Videobestand]. Geraadpleegd op 10 september 2015, van https://www.youtube.com/watch?v=W5zb3fXAf5M

1 opmerking:

  1. Hallo Marie Therese,

    De reflectie per competentie is een verrijking van dit blogbericht.
    Ook het feit dat je een duidelijke visie hebt omtrent de inzet van techniek in de zorgt, maakt je berichten waardevoller. Je hebt iets te 'zeggen'. Dit kun je nog sterker naar voren brengen als je bronnen weet te vinden die je 'visie' onderbouwen.

    Groeten van Ayk

    BeantwoordenVerwijderen